vrijdag 13 juli 2012

WANDERBACH page 67


Tork resists with all mundane power he still can apply for and feels that he is lost; the fat body too slow for the jumping around. Whining for misery he rolls up. How could he err himself so much? He let spoof, offered up to the caprice of cruel voluptuaries who play with him and want his destruction. Begging he lifts his tears covered head to the persecutors who feel his weakness and force him back mocking to the Paradise of Food.
But Tork doesn’t want anymore. Not like this! Not like a slobbering looser. He wants them go up in smoke and leave him alone to perish lonely.
With a last desperate will effort he permeates the illusion of humanity, forces them into their original shape so that they at least cannot pull at him anymore and the Nymphs solve, start to smoke and vanish in a greasy oil-cloud that smells like burning tar.
Shivering Tork looks to what he has done. The black, filthy smoke hangs like an angry beast in the hollow. Powerlessness he hits towards it. He wants the light back, to see the pond and surrender to the cool moss.
The smolder withdraws howling, ascends higher and at last disappears over the round ridge.
He feels miserable and lost. The dogs eat without stopping. Their fur starts to burst and cracks worrying. He misses the power to pull them from the food and because he can’t watch it any longer he drags himself to the path, far from what will be their doom without doubt.
Painfully he climbs out of the garden. The fat body has to fight yard after yard but al last he hoists gasping up the bare rock and rolls fatigued on his back, no longer able to move he lies down until he convalesces. Then he presses slowly up.
Painful trembling he arises, leans against the stone and stares disgusted at his bulging belly but sees to his surprise, then happy that it only covers half his thighs. He diminishes! 

Tork verzet zich met alle lome kracht die hij weet op te brengen en voelt dat hij verloren is. Het dikke lijf te langzaam voor het rond springend volkje. Jankend van ellende rolt hij zich op. Hoe kon hij zich zo vergissen? Hij liet zich bedonderen, offerde zich op aan de gril van wrede wellustelingen die met hem spelen en zijn ondergang wensen. Smekend tilt hij het betraande hoofd naar de kwelduivels die zijn zwakte voelen en hem honend terugdwingen naar Luilekkerland.
Maar Tork wil niet meer. Niet zo! Niet als een kwijlende slappeling. Hij wil dat ze opgaan in rook en hem met rust laten om eenzaam te creperen.
Met een laatste wanhopige wilsinspanning doorbreekt hij de illusie van menselijkheid, dwingt hen in hun oorspronkelijke vorm zodat ze tenminste niet meer aan hem kunnen trekken en de Nymphen lossen op, beginnen te roken en verdwijnen in een vette oliewalm die stinkt als verbrand teer.
Huiverend kijkt Tork naar wat hij heeft aangericht. De zware, smerige rook hangt als een boze wolk in de kom. Uit onmacht slaat hij ernaar. Hij wil het licht terug, de vijver zien en zich overgeven aan het koele mos.
De walm trekt krijsend terug, stijgt hoger en verdwijnt tenslotte over de ronde kam.
Hij voelt zich ellendig verlaten. De honden vreten onafgebroken. Hun vacht begint te barsten en kiert onrustwekkend. Hij mist de kracht hen weg te trekken en omdat hij het niet langer kan aanzien sleept hij zich naar het pad, ver van wat ongetwijfeld hun ondergang betekent.
Moeizaam klautert hij uit de kom. Het vadsig lijf moet meter na meter bevechten maar tenslotte hijst hij zich hijgend op de kale rots en rolt uitgeput op zijn rug, niet in staat langer te bewegen blijft hij liggen tot hij weer op adem is. Dan drukt hij zich traag overeind.
Pijnlijk trillend richt hij zich op, steunt tegen het steen en staart walgend naar de uitpuilende buik maar ziet verbaasd, dan blij dat hij nog maar de helft van zijn dijen bedekt. Hij slinkt! 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten