- Do you really dare to state that this lasts until
eternity?’
Tork
drops fatigued. While he talked and
was being dragged by his argumentation a lot became clear. Aware of the larger
connection his words rattled like bullets on the collected Gods that seem to
give less light and shrink.
Tork rubs his eyes. Yahweh has become pale. The
others seem sorrowful.
- ‘He is right,’ Vishnu whispers, ‘we have
failed. They created us, stayed faithful while we extended our power on their behalf.
We have failed!’ he suddenly wails loud, and turns furious towards Yahweh. ‘What
do you stand here? We have to do something!’
- ‘Too late,’ the supreme God hums. ‘The mortal
knows our biggest fear, yet there are still who fight; a disappearing minority.
It can’t be repaired. Our priests could do what they wanted because we believed
to enlarge our followers through them. They betrayed us,’ he ends angry.
Tork gets up. ‘Don’t blame others again! You
betrayed yourself. You call your followers worms, is it therefore no justice
that those Gods of worms become worms themselves! You got
what you desired so long. Yearning
your tall body, not for power but hoping for a little pity from those who
created you.’
In one move Tork throws off the bag. The light
is dimmed to bearable proportions. The God-community shrinks and everything
around shrinks as well.
The table slowly descends to the floor and he
jumps down. The light blinks, glows again bright, extinguishes and sets the
seventh in complete darkness.
Tork looks around alarmed. Does he see well? Things
are starting to fade; the during centuries kept illusion is disappearing. Just
once he watches the confused swarming Gods that shrink more and more and
already aren’t much taller than he, then he runs through the hall of which the
walls move towards each other and jumps into the hole for the staircase.
page 237; the seventh level |
Tork
zakt uitgeput neer. Terwijl hij sprak en meegesleept werd door zijn betoog werd
veel duidelijk. Bewust van het grotere verband ratelden zijn woorden als kogels
op de verzamelde Goden die minder licht lijken te geven en ineenkrimpen.
Tork
wrijft zijn ogen. Jahweh is bleek geworden. De anderen lijken verdrietig.
-
‘Hij heeft gelijk,’ fluistert Vishnoe. ‘We hebben gefaald. Zij bedachten ons,
bleven ons trouw terwijl wij onze macht uitbreidden ten koste van hun. We
hebben gefaald!’ jammert hij plotseling luid, en keert zich woedend tot Jahweh.
‘Wat sta je daar! We moeten iets doen!’
-
‘Te laat,’ bromt de oppergod. ‘De sterveling kent onze grootste vrees, al zijn
er nog die zich verzetten. Een verdwijnende minderheid. Het kan niet worden
hersteld. Onze priesters hadden vrij spel omdat wij geloofden met hen onze
aanhang te vergroten. Zij hebben ons verraden,’ besluit hij boos.
Tork
veert recht. ‘Schuif niet weer de schuld op anderen! Jullie hebben jezelf
verraden. Jij noemt jouw aanhang wormen, is het dan niet logisch dat de Goden
van deze wormen zelf wormen worden! Jullie kregen wat je al zolang begeert.
Reikhalzend jullie lange lijf, niet voor macht maar in de hoop op een beetje
medeleven van hen die jullie bedachten.’
Met
één beweging werpt Tork de frietzak van zich af. Het licht is gedimd tot
draaglijke proporties. De godengemeenschap krimpt en alles rondom krimpt mee.
De
tafel zakt langzaam naar de vloer en hij springt er vanaf. Het licht flakkert,
gloeit opnieuw fel op, dooft en dompelt het zevende in totale duisternis.
Verontrust
kijkt Tork rond. Ziet hij het goed? De dingen beginnen te vervagen. De eeuwen
in stand gehouden illusie is bezig te verdwijnen. Nog eenmaal kijkt hij naar de
in verwarring door elkaar krioelende Goden die steeds verder krimpen en al niet
ver meer boven hem uitsteken, dan rent hij door de zaal waarvan de wanden naar
elkaar toekomen en duikt in het gat naar de trapzaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten