The
sound is deafening. Torks’ hair
blows in disorder and he almost becomes squeezed.
In spite of his critical position it surprises
how silent they move. It seems hovering now more Gods crowd around them.
- ‘He is good,’ someone with greasy embedded
eyes whispers. ‘Safe him; he can be useful.’
Suddenly a refreshing darkness comes over Tork when
the finder puts him between the folds of his robe; like a tent with little
light, enough to see and Tork instates cozy in a corner of the wide pocket, glad
to be resolved of the hash brightness. He has time to
think the situation over.
It was clear that Gods grow the more higher he
would climb but it was impossible to predict the enormous sizes on the seventh.
That he was found is a miracle, stays the question how to make contact so small.
How would he react if a flee would try? His position is not enviable and yet he
stretches enjoyable and receives the rocking motion.
He has no idea who found him; proportions
simply too large to recognize, but he believes someone from the Asian camp, totally
according to plan. If this is beneficial he has to see. He is found and still
on the seventh.
He looks up to estimate his chances. It won’t
be difficult to climb up alongside the rough woven cloth. His prison is badly
protected, he can escape whenever he likes if the God won’t notice and put him
back before he is halfway.
Curious after a reaction he pulls the textile
with both hands, but nothing happens. Tork thinks of the fairy-tales which his
mother read to him when he was a child; Little Thumb! The giant big, but still
a midget compared with what he experiences he tries to remember how Thumb defeated
the giant but doesn’t succeed and he sits back in his corner annoyed. He has to
find a way; not defeating, but to make contact! Without communication all is
for nothing.
Het
geluid is oorverdovend. Torks haren waaien dooreen en hij wordt bijna fijngeknepen.
Ondanks
zijn hachelijke positie verbaast het hoe geruisloos zij zich verplaatsen. Het
lijkt of ze zweven nu meer Goden rond hen drommen.
-
‘Hij is goed,’ fluistert iemand met in vetkwabben verzonken ogen. ‘Bewaar hem.
Hij kan nuttig zijn.’
Plots
daalt een weldadig donker over Tork wanneer de vinder hem tussen de plooien van
zijn gewaad stopt; als een tent met weinig licht, voldoende om te zien en Tork
installeert zich behaaglijk in een hoek van de ruime zak, blij verlost te zijn
van het stekende licht. Hij heeft tijd de situatie te overdenken.
Het
was duidelijk dat Goden groter zijn naarmate hij hoger zou klimmen maar het was
onmogelijk zich een voorstelling te vormen van de onvatbare afmetingen op het
zevende. Dat hij werd gevonden is een wonder, blijft de vraag hoe hij zo klein
contact kan leggen. Hoe zou hijzelf reageren als een vlo het probeerde? Zijn positie
is niet benijdenswaardig en toch strekt hij behaaglijk en geniet van de
schommelende beweging.
Hij
heeft geen idee wie hem vond. De proporties eenvoudig te groot om te herkennen,
maar hij vermoedt iemand uit het Aziatisch kamp, helemaal volgens plan. Of dat
gunstig is valt af te wachten. Hij is gevonden en nog altijd op het zevende.
Hij
kijkt omhoog en schat zijn kansen. Het zal niet moeilijk zijn langs de grof
geweven stof omhoog te klimmen. Zijn gevangenis is slecht beveiligd, hij kan
eruit wanneer hij wil als de God hem niet opmerkt en terugstopt voordat hij
halverwege is.
Nieuwsgierig
naar een reactie sleurt hij met beide handen aan het textiel, maar er gebeurt
niets. Tork denkt aan de sprookjes welke zijn moeder hem als kind voorlas;
Klein Duimpje. De reus groot, maar nog altijd een dwerg vergeleken met wat hij
beleeft probeert hij zich te herinneren hoe Duimpje de reus versloeg maar het
lukt niet en hij zakt geërgerd terug in zijn hoek. Hij moet een manier vinden;
niet verslaan, maar in contact komen! Zonder communicatie is alles voor niets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten