He will try to get protection from representatives
of the Buddhism or Hinduism because he has to fear the least from them; an
intuitive choice which seems to be better then approaching Yahweh or Allah directly.
In spite of all warnings during his journey
through Underearth he becomes surprised. The light so intense that it hurts and
blinds, he stares indecisive around while he tries to neglect the radiance. Heavily
blinking he cedes, away from the hash light until he realizes the danger of the
edge.
He bends through his knees, closes the eyes and
forces himself to crawl back without seeing until he believes to be safe. Stretched
on the cold marble he waits and hopes that his eyes get used to the dazzling radiance;
if he only had a good pair of sunglasses... Not the roof but the Gods cause
this intensive glow.
Desperate he peeps through his eyelashes. The
strategy does not work. To whom he has to go to? It is impossible to recognize
anything in this crushing light!
Two feet as big as boats pass pounding and miss
him for not even a yard. The rustling robe roars like goading surf and causes a
wind that lifts him. Tork swirls through the commotional air and hits the floor
ten yards further where he stays numbed. Desperation glows.
He is nothing more but dust, probably
unnoticed what decreases the chance to be sent back, but how must he reach
these giants before they trample him by accident?
Suddenly he goes up again; dazzling, as if he
is being catapult. In spite of the hash light Tork opens his eyes scared and
looks in a face as big as the moon. Pores like craters, the Grand
Canyon grins between man-high ivory shields.
- ‘The mortal has found us.’
Alle
waarschuwingen op zijn tocht door Onderaarde ten spijt wordt hij verrast. Het
licht zo intens dat het pijn doet en verblindt, staart hij besluiteloos rond
terwijl hij probeert de straling te negeren. Hevig knipperend wijkt hij terug,
weg van het harde licht tot hij zich het gevaar van de rand realiseert.
Hij
zakt door de knieën, sluit de ogen en dwingt zichzelf op de tast terug te
kruipen tot hij zich veilig waant. Uitgestrekt op het kille marmer wacht hij en
hoopt dat zijn ogen willen wennen aan de verblindende straling. Had hij maar
een goede zonnebril... Niet het dak, het zijn de Goden die de felle gloed
veroorzaken.
Hij
gluurt wanhopig door zijn wimpers. De strategie werkt niet. Tot wie moet hij
zich wenden? Het is onmogelijk om wat dan ook te herkennen in dit
verpletterende licht!
Twee
voeten zo groot als aken klossen voorbij en missen hem op nog geen meter. Het
ruisende gewaad brult als opgezweepte branding en veroorzaakt een wind die hem
optilt. Tork wervelt door de in beroering gebrachte lucht en slaat een tiental
meters verder tegen de vloer waar hij verdoofd blijft liggen. De wanhoop
gloeit. Hij is niet meer dan een stofje, wellicht onopgemerkt wat de kans te
worden teruggestuurd verkleint maar hoe moet hij deze giganten bereiken voordat
ze hem per ongeluk vertrappen?
Plotseling
gaat hij opnieuw omhoog. Duizelingwekkend, alsof hij wordt gekatapulteerd.
Ondanks het felle licht opent Tork van schrik zijn ogen en kijkt in een gezicht
zo groot als de maan. Poriën als kraters, de Grand Canyon grijnst tussen
manshoge ivoren schilden.
-
‘De sterveling heeft ons gevonden.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten