Eigenlijk ging het de Handelezen helemaal niet om de handel, het was een noodzakelijkheid, niet meer en niet minder, ontdekte ik tot mijn verbazing en leerde.
Wat hen werkelijk interesseerde was het maken, de fabricage of het laten groeien van dingen: het creatieve proces was wat hen bezighield dat op de een of andere manier aan de man moest worden gebracht om de maker de mogelijkheid te geven andere zaken dan het zelf gemaakte te verwerven, dingen zoals voedsel of energie en andere levensnoodzakelijkheden omdat het nu eenmaal ondoenlijk was alles zelf te produceren. Het was dat maar ook de noodzaak om niet te verzuipen in overtolligheid.
Je kunt wel produceren maar als je geen afnemers hebt weet je op de duur niet meer waar je je producten moet bergen dus is het zinvol ervan af te geraken en wat dat betreft hadden de Handelezen een handig wereldomspannend spel bedacht. Want zo zagen zij het handeldrijven, zoals de mens gezellig aanzit na het werk en de maaltijd om in gezinsverband een spelletje te spelen. Dat dit bij ons zo goed als verdwenen is merken we wel aan het tanende saamhorigheidsgevoel dat hier welig tierde.
Handelezen waren een grote familie en natuurlijk kwam er binnen deze familie weleens onenigheid voor, wat dan weer werd opgelost door snel wat goederen te verhandelen, desnoods tegen kostprijs, wat betekende dat het loon voor werk en kennis niet werd doorgerekend.
Voor de Handelezen was hun wereld natuurlijk heel normaal. Ik moest vooral wennen aan hun eerlijkheid. Elk product werd uitvoerig getest en bij de geringste fout ontmanteld en opnieuw gebouwd. Niemand dacht aan reparatie van een nog ongebruikt product. De filosofie erachter was vrij simpel: als het niet foutloos was bij aflevering zouden er bij gebruik zeker en veel te snel nog tekortkomingen optreden. Een vakman stond in voor zijn product en was trots op het eindresultaat. Zo was het altijd geweest en zo zou het altijd zijn!
Ondanks de hoge productiviteit was er geen sprake van overproductie dankzij hun systeem van handel. Het verraste mij bijvoorbeeld dat er in een bepaalde sector geen teveel optrad, dat er bijvoorbeeld meer broden werden gebakken dan er monden moesten gevuld, of kasten gebouwd dan er spullen in moesten geborgen. Ik vroeg er Joos naar. Was het soms zo dat nauwlettend in de gaten werd gehouden of er voldoende vakmensen in een zeker beroep waren waarna er een stop op zulk een bezigheid werd afgekondigd? Joos leek mij alweer niet te begrijpen.
“Iedereen moet doen waar hij of zij goed in is”, sprak hij, “er ontstaat geen teveel. Het is altijd zo geweest en zal altijd zo zijn!”
Amen, dacht ik erbij.
“Als je elk individu zijn gang laat gaan en zich laat ontwikkelen volgens zijn eigen kunnen en interesse ontstaat er geen scheefgroei?”
“Natuurlijk. Kijk naar de natuur. Zie je daar ooit een teveel? Soms een tijdelijk tekort, wat ook bij ons kan voorkomen, maar het zij zo. Het lost zich vanzelf weer op. Ingrijpen verstoort het evenwicht”, beleerde hij mij. “Individuen in een richting duwen waarvoor ze eigenlijk niet geschikt zijn, of misschien nog wel geschikt maar liever hadden ze wat anders gedaan, is waarom evenwicht wordt verstoord. Ik heb van Merlijn begrepen dat mensen nu vooral inzetten op technische vaardigheden. Dat zal hen zuur opbreken op de duur, want wie zorgt in de toekomst dat er voldoende voedsel is en als je dat ook technisch regelt gaat toch het basisbeginsel van de bereiding tenslotte verloren. Het is een eigenschap van natuurlijke processen dat bij verstoring het totaal aan het wankelen wordt gebracht wat nooit meer te herstellen is omdat niemand uiteindelijk nog weet waar zijn behoeften en interessen oorspronkelijk lagen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten