zondag 2 oktober 2016

ondergang v.d. mens - arm & rijk

DE KLOOF TUSSEN ARM EN RIJK

De kloof tussen arm en rijk heeft, voor zover is na te gaan, altijd bestaan. In welvaartstermen gesproken hebben de onderste lagen in onze contreien het nog nooit zo goed gehad. Kijk je naar het wereldwijde plaatje dan is de uitkomst uiteraard anders.
De standaard voor armoede is sinds de jaren 30 enorm opgetrokken. Was er toen nog sprake van krotbewoning en veelvuldige landloperij, tegenwoordig ben je hier al bijna arm wanneer je geen eigen huis bezit. Die stijging heeft grote gevolgen voor onze ecologische voetafdruk. Mocht iedereen zo leven als in de welvaartslanden dan waren er nu al drie planeten aarde nodig om in de behoefte te voorzien.
Er is echter een groot verschil tussen de kloof in het verleden en nu. Het vroegere feodale systeem bijvoorbeeld, kende een groot aantal “rijken”, die er bovendien direct voor moesten zorgen dat hun vazallen niet omkwamen van de honger omdat ze anders niemand overhielden om het land te bewerken. De lijnen van sociale samenhang waren kort, overzichtelijk en onmiddellijk.
Met de industriële revolutie werden de baronnen vervangen door directeuren, maar nog steeds bleven de lijnen relatief kort.
Dit veranderde na WO II, met de opkomst van de multinational. Nu kon het plots zijn dat “de baas” niet meer in de eigen stad of dorp woonde, maar zelfs in een ander land of werelddeel. Vanzelfsprekend verdween daarmee de cohesie tussen werkgever en werknemer, en de huidige kloof werd daarmee een feit. Die kloof gaat namelijk niet alleen over bezit, maar meer nog over sociale samenhang.
Was het ooit bijna onfatsoenlijk om te rijk te worden, en vloeide daarom een deel van het bezit terug naar de bevolking in de vorm van sociale voorzieningen, tegenwoordig moet je als “rijkaard” tenminste in de Quote 500 prijken om serieus te worden genomen. En de fondsen die nu worden aangewend voor liefdadigheid en goede doelen, dienen meer het eigenbelang zoals PR of belastingverlaging, dan de bekommernis met “het volk”. Dat is in zekere zin ook logisch, omdat het onmogelijk is je in te leven in de noden van werknemers die aan de andere kant van de wereld wonen, en die je helemaal niet kent. Globalisering mag dan op economisch gebied geslaagd lijken met haar grote afzetmarkt, op sociaal vlak is het een regelrechte ramp voor de samenhang. Economische belangen groeien sneller dan de trage mens kan bijbenen.
De a-socialisering van de maatschappij vindt daarin haar oorsprong. Betrokkenheid is niet meer vanzelfsprekend, de lijnen veel te lang om comfortabel te zijn.
Daarbij, maar niet los daarvan, ontstaat de gevaarlijke situatie dat steeds meer van de beschikbare voorraden in steeds minder handen komen. Een hele kleine groep is extreem rijk, terwijl een hele grote niet genoeg te eten en te drinken heeft. Die situatie expandeert nog steeds, en het valt voor te stellen dat uiteindelijk alle voorraden bij een minieme minderheid terecht komen en dat de rest crepeert. 
Dit zal echter nooit gebeuren, al zullen de tegenstellingen steeds meer toenemen, om een simpele economische reden: zonder consumenten stagneert de motor onmiddellijk, en zal alles van waarde waardeloos worden.

De situatie is gevaarlijk genoeg zoals zij is. Een te grote groep die geen toegang tot voedsel en water heeft betekent onlusten. De huidige stroom “economische” vluchtelingen is nog maar een begin, en het feit dat zij door de welvaartswereld niet als vluchtelingen worden erkent, stelt de tegenstellingen nog scherper. Want wie is er verantwoordelijk voor hun belabberde situatie? Dat is het systeem dat het mogelijk maakt bezit op te potten ten faveure van een minderheid, en ten koste van de grote meerderheid die dit bezit ontstolen dan wel ontzegd wordt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten