Zo wentelt de wereld rond zijn as, draaide als dol van alleman verlaten
tot hij menswezentjes bedacht om niet langer alleen te zijn,
wezentjes om mee te draaien die, och arme, niet tegen draaien konden,
zot werden van het aanhoudend wentelen, doordraaiden,
dol, niet meer wisten wat ze deden en de wereld wilden wurgen
in de hoop dat hij stil zou vallen, op de plaats rust, zodat elkeen zich kon bezinnen.
Maar de wereld viel niet stil, slingerde nog een tandje hoger
tot het de baan verliet waarin de menswezentjes woonden
die geheel alleen, nu, achtergebleven, geen grond hadden om te blijven
en door het van alles verlaten zwerk tuimelden
waar ze langzaam en tijdloos verkruimelden tot as en stof
waaruit de wereld hen had opgetrokken, klitten als klompjes aan elkaar
met steeds meer, tot een dikke grote bol waarop nieuw leven kon ontstaan
omdat hij als dol rond zijn as draaide, het stof zich in alle bochten wrong
zich binnenstebuiten keerde in de hoop, maar het draaien wilde niet stoppen.
Tureluurs en duizelig zocht het stof zijn weg omlaag
naar waar de omwentelingen zouden stoppen, verschroeide en verging het er tot as,
rond zijn eigen as draaide de wereld lustig rond terwijl hij een winderig liedje floot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten