woensdag 19 december 2018

Epos over de mens III


Haren knisperden rond mijn hoofd waarin wereldpijn zetelde
deerde het mij niet, of toch te min voor het onbezorgde dat mij aanstaarde
staarde ik bezorgd terug en wist niet of de krant al in de bus was gevallen
op de deurmat van mijn computer waar het lezenswaard mijn bril besloeg
als vensters van een grauwe ochtend die koud en nat daarbuiten klefte 
zonder zeer dat het van binnen deed waar het zweette van angst.
Bang te vallen of te verdwijnen achter het dicht geweven gordijn
van snoeppapier en pepernoten die ketsten in de windstille
tunnel waarin elkeen vluchtte voor de stank van schalen bier en gegist druivensap.
Het rommelt, dommelde hij in en uitte zich verlegen, verscholen achter mijn boek
dat hij van het schab had gejat omdat het er toch maar stond, nog ongelezen
waren de letters allang verbleekt en zagen niet meer waar ze waren,
waar ze lagen, tuimelden in reuze bokkensprongen en dartelden vrij zolang het duurde,
zolang het water onder bleef de wind kwam bovendrijven en alles droogde
van de zongerijpte vruchten die al niet meer sappig waren
maar hard als graniet van ons vandaan stuiterden, ongrijpbaar
was het moes geen groente meer en blaatte het vlees, loeide
oorverdovend om hulp rond de hoek van het abattoir stond het putje open,
bloedde leeg nog voor het vulde van balkenbrij en frikadellen.
Salade verwijderde zich naar waar nog insecten vlogen
waar het nog zoemde, soms en af en toe nog een angel prikte
in het dolle lijkenvlees dat overal verspreid langzaam leefde,
leefde het op en sneefde na een laatste ademteug
toog de meute weer aan het werk om de bodem nogmaals te bewroeten 
waar de varkens hen al voor waren geweest nu alle truffels zijn verdwenen,
opgesoupeerd, als van een overvolle dis 
waaraan alleen nog ratten snuffelen.

De goden keerden weer, overzagen de ravage die zijzelf hebben aangericht
door ons uit te nodigen mee aan te zitten aan de feestelijk gedekte tafel
vol spijs en spijt en pijn, weemoedig van verlangen om wat is geweest
en nooit terug zal keren, wat niet kan, definitief is; op = op,
kan niet worden aangevuld, nimmer meer, voorgoed
is het tegoed verdwenen, een ontoereikend saldo
draaide de kraan dicht en verdween in droge heet geschroeide leegte
om straks, …misschien…, wedergeboren te zullen worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten