vrijdag 21 december 2018

Epos over de mens IV


Zo was het toen en is het nu
in het heden, heden ten dage weggeveegd
wordt het afval gescheiden en daarna wijzelf
in verschillende containers geplaatst die blijven staan
op het pleintje voor de kerk met zijn scheve toren
weggezakt in bodemloos cement dat er werd gedolven
nog voor fundering werd gelegd, opgetrokken uit zand en klei
gedekt met platen lei, het stookgat voor de oven
soms opzij maar meestal boven, wijzend naar de lucht
met al haar deeltjes roet en smog, wolken als druppels water
dat vuil de was besmeurde en gaten sloeg tot wij allen
naar adem hapten, als vissen kieuwden en heftig sloegen
spartelden armen en benen, wriggelden tenen, vingers als klauwen
groeven gaten in het firmament dat blauw kotsgroen braakte
tot het ons bedolf onder een laag van archeologisch misverstand.
Het verstand op 0 tot -, onuitsprekelijk laag
voor laag afgepeld en uitgevouwen tot op de draad
van draadjesvlees versleten.

Ik groef gaten in mijn zakken tot elke munt ertussen viel.
Kruimels als het spoor van Duimpje die groter was dan hij leek,
wasbleek telde ik mijn centen en ontdekte
dat ze allemaal waren verdwenen, zelfs de bankbiljetten
die ik had willen eten, gestoofd met een peertje
hadden de spreeuwen al geplukt zodat mij niets anders bleef
dan de deeltjes in de lucht en het zand van moeder aarde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten