Het wild was weg naar waar het leven kon,
naar waar het zich op zichzelf bezinnen kon,
waar het mens nog nooit was geweest,
want het mens is het beest
dat wild naar het leven staat,
dat, wanneer het erom gaat
de wereld in een park wil scheppen,
alsof wat van nature komt
te min is voor het mens
met als grootste wens
een stalen, blinkende bol van asfalt
waar zelfs geen sprietje hoeft te worden onderhouden,
niet zelfs het kleinste, want dat maakt hem verkouden.
Bovendien wil het mens overal gaan,
het van hemzelf beschouwen, of het is met hem gedaan,
dan is het onmogelijk nog langer het mens te zijn
en neemt natuur het over van deze grootste rover.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten