“Zijn we nog te redden?” vroeg ik benauwd
Merlijn haalde mistroostig de schouders op. “Ieder voor zich neemt toe in plaats van dat de mensen zich verenigen om wat op ons afkomt het hoofd te bieden. Ik weet het werkelijk niet.”
“Er is maar een weg”, sprak Podmos. “Zo niet, dan zal de mensheid in kleine groepen uiteenvallen. De meesten zullen sterven en voor wie overblijft wacht de taak om van nul te beginnen.”
“Wat houdt dat volgens jullie in?” wilde ik weten.
“Nul is van helemaal niets”, bromde Hanomag, “al zal het zo’n vaart niet lopen.” Ieders blik werd vragend op de gebochelde gericht. “Nou ja”, vergoelijkte hij. “Wat is opgebouwd wordt niet zomaar weggeveegd. Sommige zaken zullen blijven, al zullen ze waarschijnlijk in een wankele toestand komen te verkeren. Er zullen mensen achterblijven die weten hoe ze dingen moeten maken, repareren, enzovoorts. Wat nu is zal niet helemaal verdwijnen, dus nul is niet aan de orde, maar wij weten niet wat er allemaal verdwijnt, wat nog bruikbaar blijkt om een nieuwe beschaving op te bouwen. De hamvraag is: zal die nieuwe beschaving het beter doen dan deze?” besloot hij.
“Als het alleen maar uitdunning is”, zuchtte Merlijn, “dat gebeurt wel vaker en ook door eigen toedoen zoals het voortdurende oorlogvoeren bewijst. Maar die garantie hebben we niet. Niet iedereen zal sterven in de catastrofes die ons te wachten staan maar zijn de groepen achterblijvers in staat om te overleven? Er zullen er veel zijn die daarna pas het loodje leggen omdat ze zich niet kunnen aanpassen aan de veranderde omstandigheden. Er zullen massaal ziektes uitbreken zoals pest, cholera en tyfus die een zware tol zullen eisen en waar weinig tegen te doen valt, vrees ik, zonder de hulpmiddelen waar we nu nog over beschikken. Dan stelt zich de vraag hoeveel er uiteindelijk zullen overleven. Zijn het er genoeg? Is de genenpoel toereikend om het op termijn vol te houden of schrijven we een nieuwe versie van de laatste der Mohikanen? Niemand die het weet, maar met de snelheid van de huidige destructie zullen we het gauw genoeg ondervinden. Te snel, als je het mij vraagt.”
Ik knikte. “Er is te weinig tijd om in te grijpen.”
“Tijd?” snauwde Podmos. “Tijd is het probleem niet. Als zeg maar een substantieel deel van de mensheid zich bewust was van wat op ons afkomt verandert de situatie onmiddellijk. In plaats van elkaar het leven zuur te maken zullen ze gaan samenwerken om het tij te keren met als onmiddellijk resultaat dat de neerwaartse spiraal vertraagt. Samenwerken betekent het vandaag nog stoppen van alle oorlogen, conflicten en geweld wat kostbare mensenlevens spaart want die zullen nodig zijn in de nabije toekomst. Wat wij zelf in gang hebben gezet: de verandering van het klimaat, kunnen wij niet stoppen, maar het zal wel vertragen wanneer de uitstoot afneemt en de grote reserves broeikasgassen die in de aarde en zee liggen opgeslagen blijven waar ze zijn. Het geeft de mensheid de kans om zich aan te passen aan de veranderingen die al gaande zijn en nog op ons afkomen, want geloof maar; zelfs al draai je elke vervuilende kraan dicht, het zal decennia duren voordat de effecten zullen afnemen om tenslotte een nieuwe balans te vinden. Daarbij zal heel wat land verloren gaan. De gemiddelde temperatuur zal uiteindelijk zeker met drie graden stijgen met alle gevolgen voor de landbouw zoals we die nu kennen. Er zal meer woestijnvorming plaatsvinden. Het zal natter worden door meer neerslag, en ga zo maar door. Dat is niet hopeloos maar het vergt wel aanpassingen. De mens zal het huidige systeem van overproductie om de economie draaiende te houden voorgoed los moeten laten. Het zal met beleid om moeten gaan met de nog altijd aanwezige en toereikende bronnen. Uiteindelijk komt de mensheid gewoon een volgende fase te boven zoals het in de middeleeuwen de pest overwon en ook in de verre toekomst zullen dit soort uitdagingen blijven als we er tenminste voor zorgen dat er nog een toekomst is. Alles hangt af van hoe serieus de mens zijn eigen leven en dat van zijn nazaten neemt, want dat is de sleutel: hoe graag wil de mens dat de mensheid voortbestaat, of kan het hem bij nader inzien geen donder schelen?”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten