donderdag 31 oktober 2019

Epos over de mens CDXXIV



Ik vond nog wat krenten in de pap
die ze waren vergeten
of hadden uitgescheten
Alles is mogelijk vandaag de dag
waarop hergebruik hoog staat aangeschreven

eiland

Passage uit de nieuwste roman in wording

“Ik wil met jou alleen zijn nu het nog kan.”
“Hier?”
“Alleen, zonder telefoon, zonder dat iemand weet waar we zijn en waar niemand ons kent.”
“Waar is dat?”, lachte Anya onzeker.
“Ik weet het niet. Niet te ver. Je moet op tijd terug zijn voor de nieuwe baan.”
“Wat denk je van de eilanden?”
“Ik ben er nooit geweest.”
“Nee? Dan wordt het tijd.”
We vertrokken nog dezelfde dag, laadden wat we nodig hadden in de Range Rover en reden naar het noorden naar de haven vanwaar de veerboot vertrok.
Het was voor mij de eerste keer dat ik over de lange winderige waterkering reed die beide zeeën van elkaar scheidde. Zelfs in de zware terreinwagen voelde ik de elementen, beide handen aan het stuur. We bereikten de haven net voor de laatste afvaart, stalden de wagen onder dek en installeerden ons voor de lange overtocht achter door water bespat glas.
Anya genoot van de reis. Ik vond het vooral saai, zelfs de zeehonden op de banken deden me niet veel; grijze vlekken waarin je meer vermoedde dan zag.
De zee oefent op mij weinig aantrekkingskracht. ‘Alleen maar water’, verzuchtte ik al als kind toen mijn teleurgestelde vader ze mij voor het eerst toonde. Ik heb er niets mee; geef mij maar bossen, heuvels en vlakten, in die volgorde, onmiddellijk gevolgd door bergen. Dat is meer mijn ding dan het eeuwige water, ook al stam ik uit het natte land waar het haast een misdaad is om zo over de zee te spreken.
Anya tuurde met schitterende ogen door het vertroebelde glas waar behalve geschakeerd grijs niets was te zien, maar zij bleef geboeid de hele lange vaart wat mij weer boeide door naar haar te kijken. Haar geluk was het mijne al was ik blij dat de boot eindelijk afmeerde.
We volgden de enige hoofdweg tot we een huisje vonden dat nog te huur stond. Het eiland trok veel toeristen.
Nadat we ons hadden geïnstalleerd wachtte het bed. Het moest, we waren samen. Het ging niet zonder, we moesten beleven en deden het ook, hevig gepassioneerd maar zonder haast of druk die we geen van beiden voelden als we samen waren. Het was juist de enorme rust die we bij elkaar vonden, binnen het spel dat op een sacrale ceremonie leek, zo kalm beminden we, maar lang en intensief beleefden we elke millimeter huid, elke druppel verlangen zo sterk uitvergroot dat het ons zwachtelde. “Ik kom nooit meer los van jou”, zuchtte Anya.
“Spijt?”
“Integendeel.” Ze straalde geluk terwijl ze zo diep in mij was als ik in haar.
We waren aan de late kant toen we op zoek gingen naar een maaltijd dat we in een klein eethuis vonden dat minder toeristisch leek. De pot stelde niet veel voor. Het kon ons niet schelen. We werden met rust gelaten zelfs door het nieuwsgierige meisje dat ons bediende.
Ze observeerde ons. We waren zo duidelijk een verliefd stel dat het niet anders kon dan dat we ons voor een aantal dagen aan de oplettende blikken van onze partners onttrokken. We waren vast in zonde en de bewoners op het eiland streng in de leer, maar nog strenger in de leer van het toerisme dat in plaats van zegeningen brood op de plank bracht. Veel brood, te oordelen aan de tip die ze van ons kreeg. Daarvoor zou ze mij zelfs met haar laten zondigen.
Maar ik zocht haar niet en zij had mij niet nodig, een goed gevulde beurs was haar genoeg en ik verlangde niet meer dan Anya, de dagen en nachten met haar aan elkaars zijde of buik, billen, borsten, het kon niet schelen zolang we ons samen wisten.

Epos over de mens CDXXIII



Er hangt iets buiten
of in de lucht
Heel hoog en het bromt
Boos!
omdat het er hangt en hangen moet
omdat een ander het hangen doet
tegen het zin van zichzelve
zoals wij allen hangen
om het kapitaal dat we derven
omdat we denken dat het nodig is
we zonder niet kunnen leven
waar…

zijn alle generaties voor ons toch gebleven?

dinsdag 29 oktober 2019

Epos over de mens CDXXII



Er staat een fiets aan de overkant
kletsnat van regen
Ik moet er niet aan denken
op dat zadel te zullen zitten

Zo’n hele dag thuis, in huis
terwijl buiten bommen vallen
granaten ploffen
ik toekijk uit droeve ogen
om wat mensen doen
voor een lapje grond
wat geldelijk gewin
nietsontziend
kinderen baby’s moeders
vaders broers ooms
tantes nichten zussen
oma’s opa’s 
jong en oud
voor niks, helemaal om niets
voor het slijk en minder
naar de klote

Dat noemen wij VRIJHEID!

Epos over de mens CDXXI




Weet je waaraan het best te merken is 
dat de wereld vol begint te raken?
We trekken ons steeds meer op onszelf terug
en toch produceren we naar hartenlust
omdat we het verrukkelijke nazaten niet kunnen laten

Ondertussen regeert DE ANGST
dat het op zal raken
dat kanker niet overwonnen wordt
dat pensioen niet meer voor morgen is
een baan onmogelijk te vinden
dat we stikken in het stof van de boeren
we niet verpleegd zullen worden
dat de foto van ons kind 
door verkeerde wordt bekeken
of wat de buren van ons vinden
dat het merk is uitverkocht
we de verlate trein zullen missen
we voor altijd in de file staan
het vliegtuig niet op vakantie kan
we scheef worden bekeken
onze geheimen worden doorgelekt
maandverband de hoeveelheid niet kan verwerken
we een SOA oplopen van een kus
we ongewild zwanger raken
En dat de sla toch vergiftigd is
om over eieren niet te spreken…

zondag 27 oktober 2019

Epos over de mens CDXX



Ze ging toch dood
nadat we het niet geloofden
Zo gaan die dingen

Er wordt veel kwalijk genomen
in ’t klein en in ’t groot
Waarom vrijheid nooit zal zijn
al herdenken we nog zo fijn

zaterdag 26 oktober 2019

Epos over de mens CDXIX



Het gaat niet goed met warenland
Wat is er aan de hand?
Er gaat zoveel kapot, er wordt zoveel gebroken
potten pannen om te koken
goederen allerhand
Interesseert het niemand meer
om een blijvend product te maken
dat niet uitputtend is
waarop mensen vertrouwen
in vertrouwen kunnen bouwen
zonder de jacht van het zoeken
naar garantiepapieren
die verlopen zijn als je ze vindt
Nieuw gekocht, dat wel
maar wat voelen we ons bekocht
telkens weer het oude zeer
waar we ons steeds minder wel bij voelen

paddo's