Toen de regen kwam verraste het iedereen, zelfs de weervoorspellers.
Straten en pleinen vol dansende naakte mensen. Het water zo welkom, de dorst zo groot en de lijven zo vuil. Het volk huilde, jammerde en joelde; blijdschap, boosheid…
Vooral boosheid, maar waarop, op wat of wie?
Waarom was het weggebleven? Waarom…? Het levensnoodzakelijke water…, zolang verstoken…
Er was geen tuin meer over, geen park, geen plantsoen. Mensen, vooral ouderen, te jonge kinderen omgekomen van dorst. Waaraan hadden ze het verdiend? Ondanks blijdschap toch vooral veel onbegrip.
Donald had niemand verteld over zijn geheime voorraad, de diepe put in de kelder die hij dag en nacht bewaakte, al leek het goedje inmiddels meer op een troebel stinkend riool. Het was goud en goud stinkt niet…
Zijn ogen glommen van koorts. Hij had het onder de leden maar was zich daarvan niet bewust. Hij was zich nooit bewust behalve van zichzelf. Donald deed ertoe. Dat vond híj tenminste. Zijn aanwezigheid, het simpele feit dat hij bestond, zou het verschil maken. Daarom was het zijn recht al waren privé putten verboden. Dat gold niet voor hem. Hij als enige uitzondering omdat hij en hij alleen ertoe deed.
Donald minachtte de anderen. Wie, deed er niet toe. Het waren allemaal losers. De wereld zat er vol mee. Daar kon hij toch niets aan doen? Hij had de wereld niet gemaakt want dan zou het anders zijn, hoewel… Het voelde best lekker, zo in zijn eentje aan de top.
Hij was onoverwinnelijk, onsterfelijk zelfs, en als… Nee, dat kon eenvoudig niet.
Moet je dat zooitje zien dansen; blij met een druppel water. Idioten! Hij zou ze allemaal moeten neermaaien. Dat kon hij. Het was goed dat hij het arsenaal had aangelegd toen het nog kon, voor die belachelijke wet het verbood. Hem controleerden ze niet. Ze zouden niet durven. Hij was tenslotte de Donald!
De Donald haalde zijn neus op, spuugde om te laten zien dat hij het overtollige water kon missen. Hij kwam niets te kort, niet zoals die jandoedels die met geopende mond in het rond sprongen, in plassen spetterden, elkaar nat spatten. Met welke zin? Ze waren al allemaal nat.
Nu was het wel genoeg. Hou nu maar op met die hoosbui. Donald blikte kwaad omhoog. “Stop, verdomme!”
Het water bleef komen. Straten werden rivieren, kelders liepen onder. Donald dacht aan zijn eigen kelder en rende in paniek naar beneden.
De heilige put stroomde over. Alles stond blank. Hij liet zich woedend op de knieën vallen en probeerde het water met zijn handen terug in de grond te dwingen. Hij schepte en schepte maar het water bleef stijgen, bereikte zijn borst, zijn hals, zijn mond… en nog schepte hij als waanzinnig. Hij zou winnen want hij was de Donald.
Dagen later werd hij gevonden, starend naar het plafond waar hij inmiddels tegenaan dreef. Zijn lijf opgeblazen van water, gerimpeld, wit als perkament, verzopen in zijn eigen waanzin van vloeibaar goud…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten