woensdag 9 januari 2019

Epos over de mens XXIII



Migratie van migranten zwermt over de wereld,
vluchten wij allen tezamen maar weten niet naar welke hoek
wij ons moeten haasten
om uit de klauwen te blijven van wat ons bedreigd,
zijn wij nergens gewenst en overal teveel.
Toch zijn wij ook maar mensen zoals wie ons niet kan velen,
wie zich bedreigd voelen door ons, och arme;
bang dat wij afpakken wat van hen is,
dat zij van ons hebben gestolen:
onze grondstoffen en ons klimaat, onze veiligheid
hebben zij ons afgenomen.
Nu weten wij niet meer waarheen, waarnaartoe,
zelfs met een vodje papier als verdrag blijven wij taboe.

De ark zeilde zonder brandstof en voer de wereld rond
op zoek naar een haven, een plaats om aan te meren
maar alles was bedolven onder oorlog en geweld,
huizenhoog van water, van storm en schade, hebzucht naar geld
dat geen waarde meer had maar als symbool kon tellen
voor wie niet anders dan goud kon zien
waarop hij kon bijten, zijn tanden stuk zonder zijn honger te stillen,
bleek het echt goud, boterzacht keek hij naar de afdruk in het metaal
en grijnsde tevreden toen een kramp hem naar zijn maag deed grijpen
slikte van pijn en verzwolg wat hem zo dierbaar was.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten