woensdag 2 januari 2019

Epos over de mens XVII



Het lichtte tussen kerst en nieuwjaar, was het oude toch gebleven
want het had niet hoeven geven en ook krijgen was geen kunst,
verleende mij een gunst die ik liever niet had gehad
als een zak patat zonder mayonaise, droog en hard
de grond onder mijn voeten, zakte ik vroeger nog weg
enkeldiep tot in de modder, fucker die je bent, of nog moet zijn
is het nieuwe bij lange na niet altijd fijn
stof wervelt in mijn longen, verduistert mijn hoofd
met miljoenen speldenprikken
prikte ik toch nog een vorkje mee
voordat ik verging van pijn om wat was geweest
komt nimmer weer, nooit meer.
Het jaar is om; het verleden geleden
wist ik nog die allerlaatste week dat de aarde nog d’aarde was
toen ze werd afgeschoten door mensenhand
met zes vingers die niet konden tellen
vertelde ik het sprookje aan iedereen die wilde horen
terwijl ik het zelf nog nooit had geloofd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten