vrijdag 30 december 2016

ondergang van de mens - conclusie

CONCLUSIE

Het is droevig gesteld met de menselijke overlevingskansen, maar evengoed zijn wij een taaie soort die vanaf haar ontstaan al alles tegen had; slecht uitgerust met maar een opmerkelijk verschil: dat vreemde vermogen tot redeneren waarmee we onze technische vaardigheden ontwikkelden die ons nu dreigen daar te brengen waar we volgens onze eigen logica hadden moeten beginnen: uitgestorven!
We waren immers de zwakste schakel in de evolutionaire keten en zijn dat nog als je ons naakt in het vrije deponeert. De meesten van ons zouden zo’n proef niet overleven, en toch hebben we het ook zonder onze cortex, waaruit dat unieke vermogen wordt gegenereerd, nagenoeg een miljoen jaar volgehouden. Tenminste onze voorouders, of wij dat zelf nog zouden doorstaan valt sterk te betwijfelen.
Toch schept dat gegeven hoop, hoe slecht we het ook met elkaar kunnen vinden en hoe desastreus vaak onze vindingen zijn. Wij herbergen iets dat blijkbaar erg moeilijk is uit te roeien, hoe goed we daar zelf ook ons best voor doen.
Daarnaast zijn de dreigingen nooit zo groot geweest hoe stabiel de samenleving op zichzelf ook lijkt als je in een willekeurige straat kijkt en alle bedrijvigheid ziet tussen soms eeuwenoude huizen die alles lijken te doorstaan, vergeten we even voor het gemak dat vier of vijfhonderd jaar niets is gemeten op de miljoen die we inmiddels min of meer in onze huidige vorm bestaan.
We meten alles af aan de lengte van ons eigen leven en vinden honderd jaar al een hele tijd. Daarom is het des te verbazender dat er maar zo weinig gealarmeerd lijken door de veranderingen van de laatste halve eeuw. Dat het maar tot zo weinig lijkt door te dringen dat ver van mijn bed steeds dichterbij komt, dat aardbevingen complete vakantiebestemmingen verwoesten waar zoveel van ons jaarlijks naartoe trekken, dat het water hele steden bedreigt die al eeuwen ongeschonden symbool staan voor ons vernuft en creativiteit. Dat een omvangrijk en peperduur project als de Deltawerken geen garanties biedt wanneer we op de huidige manier verdergaan, omdat je eenvoudig geen muur van vijftig meter of hoger kunt bouwen om een land te beschermen.
Nu al worden eilanden geëvacueerd, de bewoners voor altijd naar elders gebracht omdat het ondoenlijk is om al die stukjes droog in dat vele nat te beschermen. Maar droog wordt minder en wij worden meer, en het lijkt een kwestie van tijd voor die twee grootheden elkaar zo dicht naderen dat het conflict dat daarmee ontstaat onbeheersbaar wordt.

Het is een kwestie van tijd, een tijd die we heel goed moeten benutten als we willen voorkomen dat onze soort voorgoed verdwijnt, zoals wij ervoor zorgden dat zoveel andere soorten inmiddels voorgoed verdwenen zijn!

X-mas time to Wolder and Kanne

click pic to enlarge







maandag 12 december 2016

de maagd

Ali was er zeker op haar plaats temidden van de bossen, met haar lange blonde lokken was zij het mooiste meisje van de camping; zo zag hij het toch, verliefd met vijftien op dertien, zo natuurlijk nam het lot haar weg.
Hij wist op voorhand dat het maar voor enkele dagen was. Haar ouders vertrokken eerder dan zij die er de hele vakantie zouden blijven. Hij en zijn neef, in ieder hun eigen sheltertje hoefden ze maar voor een plaats te betalen, ver weg van alles, aan de bosrand.
Eerst werd ze nog gechaperonneerd door haar een jaar oudere zus terwijl ze hand in hand over de camping slenterden, samen gingen zwemmen in het verderop gelegen ven, en dat vond niet alleen de zus vervelend die in haar vrijheid werd beperkt.
Hij aanbad zijn feetje, had hij het gekund dan had hij haar ook wel in een doosje willen doen, maar in plaats daarvan wandelden ze en het leek genoeg tot ze hem vroeg of hij in het bos wilde wandelen.
Brede lanen eerst, trokken ze steeds dieper langs smallere paadjes tot er geen paadjes meer waren en zij zich een weg baanden tussen het nog tamelijk open struikgewas bereikten ze een deel dat verwilderd was, minder opgeruimd dan waar ze vandaan kwamen.
De plek was met mos begroeid omringd door struiken was Ali er werkelijk op haar plaats zo diep in het bos met haar kleine gestalte en fijne trekken, kuste hij haar zoals hij al eerder had gedaan, zacht en aangedaan haar lippen.
De dertienjarige had haar zinnen op vandaag gezet want hun vertrek was morgen waarom ze hem al na het ontbijt naar het bos had gelokt. Het moest nu gebeuren, en ze opende haar mond.
Hij proefde haar tong, zo zoet, had zijn mond nooit iets heerlijkers ontmoet en hij vlijde haar in het zachte mos streelde het goedkope katoen van haar jurk, per ongeluk haar prille borstjes trok hij gehaast zijn hand terug maar zij pakte en legde hem waar hij volgens haar hoorde.
Hij streelde het warme bloot dat het dunne katoen niet kon bedekken, droeg ze geen hemdje zoals de andere dagen. Ze was het vast vergeten in haar haast die morgen, hing ze aan zijn lippen en snoepte met haar tongetje terwijl hij zijn moed raapte en de kleine knoopjes van het jurkje opende wilde hij haar toch bloot onder zijn handen met niet het geringste ertussen haar warme huid die fris naar leliezeep rook.
Zij was niet zijn eerste en toch had hij nooit zoveel schroom gevoeld als bij dit tere blanke wezentje met haar ernstige gezichtje dat zelden zelfs maar glimlachte, glimlachte ze nu, nu hij haar tepeltjes streelde.
Ze lichtte haar billen, hees met beide handen de jurk tot aan haar middel was ze bloot daar beneden.
“Voorzichtig”, fluisterde ze, “ik heb het nog nooit gedaan”, peuterde aan zijn broek tot knoop en rits zich opende en hij hielp haar toen ze de jeans tot onder zijn billen sjorde.
Haar warmte stijfde hem harder, krieuwelde het vlas op haar heuveltje zijn eikel kuste hij de jonge welving van haar borst terwijl hij haar meisjesrondingen verkende opende ze haar dijen toen hij haar daar bereikte en de stralende hitte van haar gesloten gleufje vond.
Ze was vochtig en kreunde stil onder de milde druk van zijn vingers, tastte ze wat aarzelend naar zijn piemel en kneep voorzichtig.
Hij huiverde onder haar aanraking die hem harder deed zwellen, de drang naar zijn vingers stuurde dieper te strelen en haar lust te zoeken verborgen tussen plooitjes hijgde zij in zijn mond alweer, kon ze hem niet genoeg drinken onder zijn handen die jong zijn ervaring met haar deelde. En het was waar, zijn vinger kon niet diep in haar gladde schachtje was hij tegelijk bang om haar pijn te doen, vertelde haar ogen dat zij het wilde, maar hij wilde het niet te snel al voelde hij haar ongeduld suste hij haar toen hij tussen haar benen ging liggen rustte de kop laag tegen haar lipjes werd zij steeds gladder om hen beide voor te bereiden streelde hij het kleine bolletje dat hongerend onder zijn vingers versprong.
“Doe het!” fluisterde ze dwingend, kon hij niet langer weerstand bieden aan haar lieflijk kreunen bracht zichzelf in stelling in het nauwe poortje en dreef zich op haar vloed naar binnen.
Ze piepte even toen hij haar brak, een enkel kreetje.
“Fijn!” verzekerde ze hem terwijl hij dieper schoof haar intense warmte hem omhulde, hij haar lillende opwinding trof klemde ze haar handen op zijn billen, drukte met hem mee, haar benen hoog en wijd spande haar frêle lijf onder de eerste jongen die haar vulde haar stevig in zijn armen hield om haar gerust te laten wennen.
Ze kromde onder de dwang die in haar bouwde in haar klopte het levende vlees van hen beide op het stille ritme van het bos dat rondom hen fluisterde jaagde haar adem een toontje hoger golfden ze samen op haar deinen dat haar dieper bracht haar verrukkelijke blauwe ogen wanhopig op hem gericht bewoog hij traag in het tempo dat ze verlangde, snoepte nu haar hele lijf smeekte om haar tot het einde te spelen.
Hij kon het onmogelijk langer houden in de weke warmte die hem lokte toen ze plotseling samentrok en lang en reutelend zuchtte kon hij zich laten gaan zo diep in haar verankerd greep ze hem vast en bokte lag stil zo klein gelukkig breekbaar, en giechelde voor het eerst in die paar dagen.
“Nou ben ik je vrouw”, verklaarde ze lief en bleef onder hem waar hij haar streelde, haar koesterde terwijl hij langzaam uit haar slonk zo nat van beiden, nam ze het plakkend scharminkel in haar hand en kneedde.
“Nog eens?” bedelde ze.

Hij voelde zich zwaar toen ze de volgende dag vertrok, wuifde hij de auto na waarin ze omgekeerd op de achterbank droevig naar hem staarde, was het toen dat hij het plan opvatte om haar achterna te reizen naar de stad die niet zo heel ver van de camping lag.
Hij liftte langs de grote weg, vond het adres, maar toen hij aanbelde kreeg hij Ali niet te zien. Haar zus opende de deur en zei dat de vakantie voorbij was, dat het leuk was op de camping, maar dat hun omgang niet was bedoeld voor daarna.
Hij vroeg haar zelf te spreken, maar het meisje hield voet bij stuk en verdween weer naar binnen.
Hij postte tot het donker werd, de lichten brandden en de gordijnen sloten voordat de tranen in zijn buik aanvaarden dat het inderdaad voorbij was, zocht hij een bus die hem terug naar de camping bracht, waar zijn neef hem vroeg waar hij de hele dag was geweest.


Na de zomer bezocht hij de stad opnieuw, niet om haar te zoeken. Hij was er met een vriend die zijn familie bezocht, dacht hij haar te zien in de verte, maar het ging te snel, was ze al verdwenen voordat hij het goed en wel besefte.

bewerking van een passage uit de ontwikkelingsroman Answalde uit 2007

onergang van de mens - de evolutie die nooit plaatsvond

DE EVOLUTIE DIE NOOIT PLAATSVOND

We zien Darwin’s theorie graag als een samenvattend geheel dat ons superieur maakt aan het leven dat ons omringd. Maar klopt dat wel?
Natuurlijk zijn we in biologisch opzicht gegroeid van een wezen dat op handen en voeten liep en dat zich niet onderscheidde van andere primaten, naar een wezen dat rechtop loopt met als belangrijkste verschil onze cortex die mij ertoe in staat stelt dit te schrijven terwijl ik aan een terrastafel met kleren aan mijn lijf van een bestelde cappuccino geniet. Maar wat is hiervan de verdienste behalve het gemak van een ruilmiddel dat maakt dat anderen mij van eten en drinken voorzien, en ik er niet zelf achteraan hoef om met mijn blote handen iets eetbaars op te graven en dankzij vernuft en ervaring een bron te vinden om mijn dorst te lessen?
Toegegeven, in technisch opzicht zijn we gegroeid, wat niet zo verwonderlijk is in die twee miljoen jaren die we de tijd kregen om tot hier te geraken, maar wat is het werkelijke verschil tussen de mens die met stenen speelde en hij die zijn overbodige speeltjes via internet bestelt?
Als je de evolutie op psychologische gronden bekijkt is er bitter weinig veranderd en zijn wij nog altijd dezelfde primitieve holenmens: een pijnlijke weeffout die onszelf en het leven op deze planeet de kop kan kosten.
Ondanks dat wij onszelf zo hoog achten en trots spreken over beschaving, bevinden we ons nog altijd op het punt waar we onszelf en onze clan verdedigen en driftig ons territorium bewaken, bang voor elke indringer omdat we vrezen dat die aan de haal gaat met dat wat ons het dierbaars is: onze welvaart!
We hadden allang wereldburger moeten zijn maar hebben onze geestelijke vermogens vooral gebruikt om juist dat te voorkomen. Techniek is altijd bedoeld geweest om buit te vergaren,  aan te vallen en te verdedigen (wat je kunt verwachten wanneer je in de aanval gaat!) Om te verdelen dus, niet om te verenigen, hoe vooral gezagsdragers ook hun best doen om ons in dat laatste te laten geloven, terwijl ze in hun daden telkens weer de aanzet geven tot het eerste. De een of andere Jojo hoeft maar te beweren dat er ergens gevaarlijke geheime wapens liggen opgeslagen en we stormen erop af, geleid door zojuist verkozenen die net nog stonden te klappen bij de uitreiking van de Nobelprijs voor de Vrede.
Primitiever gedrag dan dat van de misleiding bestaat niet. Het ene zeggen en het andere doen om zand in de ogen te strooien met de bedoeling zichzelf voordeel te bezorgen is wat wezens doen die hun naasten vrezen, en die vrees wordt natuurlijk keer op keer bewaarheid omdat de anderen in de grond precies hetzelfde zijn. Een status quo waar de mens maar niet vanaf komt, die hem telkens en voortdurend weer terug smijt naar zijn oorsprong: de primaat met het voordeel van het cognitieve vermogen dat hij aanwendt om… enzovoorts…

Zelfs wat wij bouwen is uiteindelijk bedoeld om af te bakenen, het domein veilig te stellen, hoe laaiend en cultureel we er ook over doen. We worden gestuurd door onze angsten en juist die staan een vredige wereld in de weg. Het is niet de ander die gevaarlijk is, maar stuk voor stuk wijzelf, en het is dat weten dat de angst veroorzaakt, een stap die onze beperkte intelligentie niet kan nemen, niet kan overzien om de gevolgen ervan in te schatten. Een intelligentie die alleen maar lijkt af te nemen gezien de grote aanhang van types als Trump, Wilders, LePen…, die juist geloven in het aanwakkeren van angst, overtuigt van hun superioriteit, overtuigt van hun geëvolueerde denken dat er nooit was maar nog steeds in geïsoleerde afzondering de angst ervaart, dezelfde angst die de eerste mens overviel toen hij zich oprichtte en de onmetelijkheid van zijn omgeving, van de hemel boven hem zag en niet begreep waarom de sterren niet op zijn kop vielen. Die angst, die klein maakt, al schreeuw je nog zo hard dat je alles groot zult maken!

one afternoon in the forest

click pic to enlarge